Postmoderne homo dierfabelen, deel 2

Deze week op deze blog een serie sprookjes: ‘Postmoderne Homo Dierfabelen’. Hoewel het aansluit bij de actualiteit, heeft iedere gelijkenis met wie of wat dan ook louter met de perceptie van de lezer te maken. Dit is een vervolg op aflevering 1: ‘Het ach en oh van de BBO’. 

Strubbelingen binnen de BBO 

Na wat interim-insecten werd Hommel de nieuwe chef van het landelijk kantoor van de Belangen Behartiging Organisatie (BBO). Het nieuwgekozen hoofdbestuur zat er een jaar en Sprinkhaan, de voorzitter, had in de tussentijd de lege directeursstoel bezet. Honingbij protesteerde openlijk: een voorzitter mag niet ook directeur zijn. Bij werkte er het langst en wist alles van de BBO, van de bladnerven in het hoefblad onder het hoofdkantoor tot de complete federatiestructuur in de Lage Weidelanden. Maar Sprinkhaan ontsloeg hem: Bij zou vertrouwelijke informatie over de rand van het hoefblad naar beneden hebben gegooid. Honingbij ‘had gelekt en was disloyaal’. Het lek werd niet bewezen, maar Bij kon – met een bonus – vertrekken, omdat ‘de arbeidsrelatie was verstoord’.

Zo strijdlustig de personeelsleden waren onder Libel, zo stil hielden ze zich nu. Sprinkhaan maakte kort en metten op hoefblad: in een jaar tijd vertrokken negen werknemers. Krekel volgde Libel als manager projectbureau naar de ouderenclub. ‘Het komt wel goed’, was haar krekelcredo, iets dat ze meer rondbazuinde dan waarmaakte. Rode Mier was onmisbaar op de afdeling insecteneieren-beheer, maar werd door Libel weggekaapt. Ondertussen werd de ene na de ander insect in dienst genomen en strooide de BBO rijkelijk rond met de verkregen subisidie-insecteneieren.

Koninginnemier was hoofdredacteur van het ledenblad en wist met weinig insecteneieren, vrijwilligers en veel overredingskracht telkens een goed blad te vullen. Ze haalde gerenommeerde persmuskieten over om bijna gratis te schrijven. Sprinkhaan zette zijn vriendje Wandelende tak op haar plaats. Tak was al redactielid van een gratis blaadje voor misdeelde insecten en de nieuwe contactpersoon voor de media bij de BBO. Koninginnemier kon gaan. Hommel trommelde het personeel bijeen en legde uit, dat ze ‘slecht had gecommuniceerd’. Ook nu zweeg iedereen als het graf. Hommel, Sprinkhaan en Wandelende Tak namen het blad op zich: hiermee beheersten directeur, voorzitter en vriendje wat de BBO naar buiten bracht.

Ondertussen werkte Mier vlijtig door. Hij had de ledenadministratie op orde, maar beleefde er geen vreugde aan. Leden bleven hem arrogant benaderen: er was altijd wat te klagen. Ook leverden sommige clubjes hardnekkig kritiek: na een megaklus wist Mier bij voorbaat welke zou protesteren. Hij voelde zich niet gewaardeerd en was doodongelukkig. Bestuur en directie drongen hem veranderingen door de strot. Hij miste Libel. Hommel was een autoritaire manager. Als hem iets niet beviel, zei hij: ‘Kan je even bij me komen.’ Dan hoorde Mier een monoloog aan: als hij iets terugzei, hield Hommel zich doof. Dat had Mier sinds hij van huis weg was niet meer meegemaakt. Het deed hem aan zijn vader denken.

Er werd stevig gemopperd, maar niemand durfde kritiek te uiten. Hommel zei: ‘Er schijnt in de wandelgangen nogal wat rumoer te zijn of je weg moet of niet. Je moet gewoon even bij mij langskomen als je wilt weten of je gevaar loopt.’ Dat deed natuurlijk niemand. Er werkten veel lieveheersbeestjes: symbolen van geweldloosheid, maar als het erop aankomt beslist geen doetjes. Ze verslinden bladluizen op insectonterende wijze en verspreiden daarbij een giftig goedje. Sluipwesp werkte er al langer, maar leek vooral rond te sluipen en negatief te oordelen. Steekmug wist altijd behendig daarheen te zoemen, waar het interessant was, maar ook om werk van zich af te houden. Hij volgde op kosten van de BBO cursussen, die hij helemaal niet afmaakte.

Ooit had iemand op Hoefblad insecteneieren uit de tas van Mier gejat. Mier kwam er nooit achter wie het had gedaan, maar hoopte dat een knagend geweten de dader uit zijn slaap zou houden. Libel vroeg later alleen, of Mier ‘nog naar de Wespenpolitie was geweest’: natuurlijk niet, loyaal als hij was. Omgekeerd kon autoritaire Hommel op zijn beurt de goedheid zelve zijn. Hij strooide royaal met cursussen rond. Vuurvliegje mocht op kosten van de zaak vleugels en pantsertje compleet in het nieuw steken. Een lieveheersbeestje vond dat niet kunnen, zei dat eerlijk en moest prompt bij Hommel op het matje komen. En Mier? Die liet berispingen gelaten over zich heenkomen, volgde orders op, zorgde ervoor dat de boel op orde bleef, vond het na vijf jaar welletjes en stapte op. De eerste weken sliep hij tot ver in de middag en droomde de ene nachtmerrie na de andere bij elkaar.

 

 

Lees ook:Postmoderne homo dierfabelen
Lees ook:Postmoderne homo dierfabelen deel 1
Lees ook:Postmoderne homo dierfabelen, slot
Lees ook:Bea Visser – oprichtster Roze Gebaar – is overleden
Lees ook:Crowdfundingactie grafsteen Aaicha Bergamin

Geen reacties // Reageer

0 thoughts on “Postmoderne homo dierfabelen, deel 2

  1. Pingback: Postmoderne homo dierfabelen deel 1 | Gay

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Naam

Website

Het kan vijf minuten duren voordat nieuwe reacties zichtbaar zijn.

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>