Hommeles in de BBO
‘Waar doen ze ’t van?’ mompelde een toehoorder. Een persmuskiet opperde: ‘Het gerucht gaat, dat de BBO een tekort van een miljoen insecteneieren zou hebben. Dat is wel wat meer dan 90.000 ten tijde van Libel. Kunt u daar …’ Sprinkhaan viel hem in de rede en draaide als een straatorgel zijn riedel af. ‘We zijn zó goed bezig. We hebben zóveel bereikt. En er gaat nog zó veel meer komen. Dat hebben jullie allemaal aan mij te danken.’ Een andere muskiet probeerde er vergeefs tussen te komen: ‘Dreigen jullie niet één grote zeepbel te worden?’ Toen de voorzitter niet reageerde, vroeg een derde reporter: ‘Waarom beantwoordt u onze vragen niet? Vorige keer viel er ook al geen spaan tussen te krijgen.’ Sprinkhaan gaf geen krimp. Hij schalde stampvoetend in het rond en bewoog zo met zijn pootjes, dat het blad vervaarlijk op en neer zwiepte. Wandelende Tak kon zijn evenwicht niet houden, gleed van het blad, viel naar beneden en brak in zijn val op de grond uiteen.
Hommel boog over de rand van het hoefblad en keek Wandelende Tak na. Hij keek verschrikt om naar Sprinkhaan en wilde hem onderbreken, maar die reageerde kwaad: ‘Ach man, val me niet in de rede. Ik heb sowieso al een ander. Het gaat goed, ook met jou. En waarom? Omdat IK hier zit. Vergeet niet; ook jij zit hier, omdat IK hier zit. Ik heb het voor het zeggen. Ik ben de voorzitter van de BBO. Ik BEN de BBO. Ik kan maken wat ik wil.’ Hommel boog zich nog een keer over de rand. Sprinkhaan gaf Hommel een schop onder zijn kont.
Hommel duikelde voorover van het blad af, vergat dat hij kon vliegen en plofte op zijn rug op de grond neer. Wanhopig trilde hij met zijn pootjes heen en weer, om overeind te rollen, maar zijn vleugeltjes zaten in de kreukels en belemmerden de pootjes. Wat Hommel ook probeerde, hij kon zich niet op zijn buik draaien. De toehoorders keken roerloos toe. Sprinkhaan keek minachtend naar beneden en riep: ‘Wat staan jullie daar nou te staren? Geloven jullie me niet? Ik zeg wat ik denk en ik doe wat ik zeg!’ Hij bukte en nam een hap uit het hoefblad.
Hij suisde met vliegende vaart door het luchtruim, maar wist zich in zijn val naar beneden nog net op tijd goed te draaien en kwam gewoon op zijn pootjes op de grond terecht. Hij stond er even versuft bij, maar verbeestte zich, sloeg het stof van zijn pantser en zei: ‘Zo. Dit was het dan: mijn taak zit erop. De BBO redt het verder wel zonder mij.’ Hij baande zich een weg tussen de insecten door, die schichtig voor hem opzij stapten. Al gauw werd hij voorzitter van een insectenclub, die in Graspol een jaarlijks feestje organiseert voor insecten die zich niet begrepen voelen. Hommel woelde nog steeds hulpeloos omgekeerd op zijn rug heen en weer, maar het lukte hem niet om op zijn buik te rollen.
‘Ja’, riepen sommige insecten enthousiast: ‘De BBO moet door’, maar anderen hadden meteen kritiek. Al gauw debatteerden en ruzieden alle insecten verwoed met elkaar. In de wijde omtrek was een kakofonie van kreten en verwijten te horen. In de verte klonk een zacht gerommel, dat luider werd en dichterbij leek te komen, maar geen insect had het in de gaten. Het lawaai ging over in voelbaar gedreun, maar de meute was zo bezig met ruziemaken, dat niemand iets merkte.
Lees ook:Postmoderne homo dierfabelen, deel 2
Lees ook:Postmoderne homo dierfabelen, slot
Lees ook:Postmoderne homo dierfabelen deel 1
Lees ook:Café zilver op 7 januari
Lees ook:In gay glossy sQueeze is het jij, jou, wij dus.
Pingback: Postmoderne homo dierfabelen deel 1 | Gay
Pingback: Berooid COC wil kroonjuweel verkopen | Gay